Algemeen 30 november 2020
Op 8 juni 2015 krijgt de meldkamer Noord-Nederland een telefoontje over een meisje dat op de grond ligt bij een flat in Hoogeveen. Politiemensen treffen het levenloze lichaam van een achtjarig meisje aan. Het meisje genaamd Sharleyne is de dochter van een bewoonster van de flat. Tijdens het ingestelde politieonderzoek is de moeder van het meisje wel de enige verdachte, maar het Openbaar Ministerie komt niet tot vervolging van de moeder. De vader van het meisje klaagt hierover bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof besluit op 23 maart 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:2315) dat de moeder alsnog moet worden vervolgd.
Aan de moeder wordt tenlastegelegd dat zij op 8 juni 2015 Sharleyne, al dan niet met voorbedachte rade, opzettelijk van het leven heeft beroofd. Zij zou dit hebben gedaan door geweld op het slachtoffer uit te oefenen, haar te wurgen en haar van de tiende verdieping van het flatgebouw, waar ze woonde, te hebben gegooid of te laten vallen.
De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen spreekt de moeder op 9 juli 2018 vrij (ECLI:NL:RBNNE:2018:2624), een beslissing waartegen de officier van justitie beroep instelt.
Het hof Arnhem-Leeuwarden, waar dit hoger beroep dient (ECLI:NL:GHARL:2019:401), beveelt aanvullend deskundigenadvies en het nader horen van enkele getuigen. Als raadsman van de vader van Sharleyne sta ik hem bij gedurende het gehele strafproces. Het gerechtshof in Leeuwarden zal maandag 7 december a.s. aanvangen met de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep.
Vrijspraak
Ook als een verdachte vrijgesproken wordt is de rechter gehouden zijn beslissing te motiveren. Dit volgt uit artikel 359 lid 2 Wetboek van Strafvordering wat voorschrijft dat alle beslissingen in een strafproces met redenen moeten zijn omkleed. Wijkt de beslissing af van uitdrukkelijk onderbouwde standpunten van officier of verdediging dan geldt dit voorschrift nog extra.
Ik ben van mening dat de rechtbank in de beslissing tot vrijspraak een verkeerde weg is ingeslagen. Weliswaar staat het de rechter in ons wettelijke bewijsstelsel vrij om uit het aanwezige bewijsmateriaal een keus te maken, maar die keuze moet wel begrijpelijk en verdedigbaar zijn. De beslissing van de rechtbank voldoet niet aan die maatstaf. Ik kom hierop terug als ik de beslissing van de rechtbank bespreek.
De rechtbank is in de beslissing tot vrijspraak een verkeerde weg ingeslagen.
Bevel tot vervolging
Waarom beval het hof vervolging van de moeder van Sharleyne? Omdat, zo schreef het hof in overweging 15, Sharleyne zich in de nacht van die achtste juni in de woning van de moeder bevond, en er geen sporen zijn die wijzen op de aanwezigheid van andere personen ten tijde van de val. Het stilzwijgen van moeder draagt bij aan de opvatting. Wel staat vast op grond van getuigenverklaringen dat zij zich, onmiddellijk na de val, op de galerij bevond. Het hof achtte een redelijk vermoeden aanwezig dat de moeder betrokken is geweest bij de dood van Sharleyne. En omdat het om een zeer ernstig misdrijf gaat moet zij alsnog worden vervolgd.
Het hof besteedde, behalve aan de technische en forensische aspecten van zo’n ernstig valincident ook aandacht aan de politiële bevindingen, direct bij het ter plaatse komen van de agenten. Deze zagen dat zij naar een auto liep, probeerde het portier te openen, de agenten verdwaasd, met bloeddoorlopen ogen aankeek, rook naar alcohol, onvast ter been en blootsvoets was. Ze wilde een sigaret zei ze, die lagen in de auto. In haar broeksband zaten naar later bleek twee biertjes. Nadat de agenten haar de cautie hadden gegeven verklaarde ze dat ze die middag ruzie met haar dochter had gehad. Haar dochter haatte haar, zou ze gezegd hebben. Ook zei ze een afscheidsbriefje in de woning te hebben zien liggen. Ze had bier gedronken en liggen slapen zei ze.
Het vonnis van de rechtbank
De rechtbank begint met zichzelf de vraag te stellen of er sprake is geweest van een levensdelict, van zelfdoding of van een ongeval. Vervolgens concludeert de rechtbank dat zowel een levensdelict als een ongeval of zelfdoding in beginsel mogelijk zijn. Opmerkelijk in deze benadering van de rechtbank is de vraagstelling. De rechtbank maakt de impliciete keuze hier om niet de tenlastelegging als eerste en belangrijkste te toetsen hypothese te nemen maar om drie elkaar uitsluitende scenario’s als gelijkwaardige verklaringen voor de dood van Sharleyne te behandelen. Nu is er niets tegen het gebruik van scenario’s, integendeel: zij zijn een goed hulpmiddel om hypothesen te toetsen op hun plausibiliteit. Waarom de rechtbank deze keuze maakt wordt niet duidelijk uit het vonnis. Wat wel duidelijk wordt is de worsteling van dit college met de uitkomsten van elkaar tegensprekende deskundigen over de precieze doodsoorzaak en/of er voorafgaande aan de val van de tiende verdieping geweld is gebruikt tegen Sharleyne. Een vraag die ik minder relevant vind: naar menselijke maatstaven overleeft niemand een val van zo’n grote hoogte. Uiteraard kun je twisten over de aannemelijkheid van geweld voorafgaande aan die val. Hoe meer deskundigen, hoe meer meningen daarover, zo kun je uit het vonnis opmaken.
Veel belangrijker is de vraag of, overeenkomstig art. 350 Sv, de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Specifiek voor de beantwoording van die vraag zijn relevant de verklaringen zoals die in het vonnis worden aangehaald (“getuige 2”, “getuige 3”). Zij wonen beiden op de tweede verdieping zo valt op te maken uit de aanhaling van hetgeen zij gezien en gehoord hebben. Beiden horen een geluid gelijkend op de val van een (vuilnis)zak met iets erin die in aanraking komt met de grond. Beiden kijken omhoog en zien verdachte op de tiende verdieping. De rechtbank overweegt hierover dat op grond van deze verklaringen onvoldoende vast is komen te staan dat sprake moet zijn geweest van een levensdelict gepleegd door verdachte. Hoe zit het dan wel zal een leek zich afvragen? Deze verklaringen verbinden de verdachte toch met de plaats waar Sharleyne vanaf gevallen is, zeer kort na het tijdstip van haar val?
De rechtbank schenkt vervolgens veel aandacht aan de verklaring van de bovenbuurman van moeder en dochter Sharleyne, met name aan de vraag waarom deze verklaring niet mag worden meegenomen in de bewijsvoering. Buurman zelf zegt dat hij kort na het incident aan de politie heeft verteld wat hij gehoord heeft (praten tussen moeder en dochter, een harde bons, met na 5 minuten een geluid alsof er een zak over de reling wordt gegooid). Omdat het hoe en wanneer van de vastlegging van deze verklaring niet (meer) met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld besluit de rechtbank deze niet voor het bewijs te bezigen. Ik acht dit onterecht. Nergens eist de wet en de jurisprudentie dat zo’n “audit trail” aanwezig moet zijn om verklaringen te kunnen gebruiken. De rechter heeft grote vrijheid in ons bewijsstelsel, had deze getuige kunnen horen op zitting en zichzelf – na kruisverhoor door officier en verdediging – een oordeel kunnen vormen over de betrouwbaarheid van de verklaring van deze (inderdaad) zeer belastende getuigenverklaring. Daarbij komt dat het niet de eerste keer zal zijn dat in de hectische (eerste) fase van grootschalig onderzoek naar een ernstig levensdelict een vastlegging van een getuigenverklaring de mist in gaat. Een dergelijke misser repareren op basis van andere (secundaire) bronnen is op z’n minst heel lastig, zo niet onmogelijk als je de primaire bron niet goed hebt getest. Wel blijken anderen de verklaring van de bovenbuurman te kunnen bevestigen, zij zijn eerder door hem daarover ingelicht. Opmerkelijk is ook dat de rechtbank geheel niet ingaat, ja zelfs niet eens noemt het door de eerst aanwezige politieagenten waargenomen gedrag van de moeder van Sharleyne. Gedrag wat voor het hof mede redengevend is geweest voor de motivering van hun beslissing haar vervolging te bevelen.
Zorgelijk vind ik wel dat het hof door blijft spitten in het spoor van de rechtbank.
Het oordeel van de deskundigen
De strijdvraag tussen de deskundigen betreft het al dan niet toegepast zijn van geweld op het slachtoffer, voorafgaande aan de val van de tiende verdieping. De rechtbank voelt zich kennelijk gedwongen hierop in te gaan door de tekst van de tenlastelegging. Deze stelt immers dat er sprake is geweest van geweld vóór de val. De bevindingen van de deskundigen verschaffen geen eenduidig antwoord op deze vraag. Puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de ogen kunnen, evenals bloeduitstortingen elders, duiden op verwurging. Maar zou hun ontstaan te verklaren kunnen zijn door de val van grote hoogte. Doet dat toe of af aan een eventuele opzettelijk veroorzaakte dood? Ik zie eerlijk gezegd het verschil niet, de rechtbank had door simpel uithaken via het derde streepje in de tenlastelegging tot een sluitende bewezenverklaring en kwalificatie kunnen komen. Zorgelijk vind ik wel dat het hof in het tussenarrest van 18 januari 2019 op aangeven van de advocaten-generaal door blijft spitten in het spoor van de rechtbank. Ik voorzie dat het hof in de behandeling van het hoger beroep evenmin een sluitend, definitief antwoord op de opgeworpen strijdvraag tussen deskundigen zal kunnen krijgen.
In dezelfde zin acht ik het antwoord op de vraag of een slaapwandelende Sharleyne per ongeluk over de balustrade is geklommen en gevallen oorzaak voor verdere verwarring. Het betreft een 8-jarig meisje en een balustrade van 105 cm hoog. In de beslissing naar aanleiding van de beklagprocedure noemt het hof welke sporen daarop zijn aangetroffen (de rechtbank schenkt hier geen aandacht aan). Twee veegsporen ziet de politie, met een onderlinge afstand van ongeveer 44 cm. Noch op het raamkozijn van de slaapkamer van Sharleyne noch elders worden sporen aangetroffen, wijzend op een slaapwandelend kind. Ook hier zullen deskundigen geen zinnige bijdrage aan de waarheidsvinding kunnen leveren lijkt mij. In de beslissing beschrijft nog wel een andere poging tot verklaring van Sharleyne’s val (zie overweging nr. 13). Ook hier vind ik het opmerkelijk dat de rechtbank kennelijk geen oordeel heeft over de uitkomsten daarvan. Zou daarom het eerste scenario: ‘er is sprake van een levensdelict, gepleegd door de moeder’ niet als meest aannemelijke moeten hebben te gelden? De verklaringen van getuigen 1, 2 en 3 gezamenlijk genomen sluiten mijns inziens elk ander scenario wettig en overtuigend uit.
Hier slaat de rechtbank de plank volledig mis. Er is wel degelijk voldoende wettig bewijs.
Het zwijgen van de moeder
De officier van justitie heeft bepleit, aldus het rechtbankvonnis, om het (al dan niet volledige) zwijgen van de moeder bij de bewijsoverwegingen te betrekken. Na het kort weergeven van het juridisch kader waarbinnen zo’n bewijsredenering geldig is verwerpt de rechtbank deze stelling. Immers, zo geeft de rechtbank aan, er is onvoldoende wettig bewijs om langs deze weg het (gedeeltelijke) stilzwijgen van verdachte te laten bijdragen tot bewijs.
Hier slaat de rechtbank de plank volledig mis. Er is wel degelijk voldoende wettig bewijs. En dat bewijs schreeuwt om een verklaring van de kant van de moeder van Sharleyne. Wat heeft zich afgespeeld in haar woning kort vóór de val? Wat deed zij op de galerij, zoals gezien door de onderburen? Wat heeft er zich kort voor Sharleyne haar dood afgespeeld in de woning zoals gehoord door de bovenbuurman? Achterwege blijven van een verklaring met beroep op het zwijgrecht heeft in gelijksoortige gevallen rechters er niet van weerhouden tot een bewezenverklaring te komen.
De moeder van Sharleyne mocht zich van de rechtbank verschuilen achter haar zwijgrecht, dit terwijl drie getuigen haar als enige op het plaats delict plaatsen.
Tenslotte
De rechtbank had tot een bewezenverklaring kunnen komen. De tenlastelegging heeft ze mogelijk gedwongen tot het onmogelijke, namelijk een antwoord op de vraag of de bij Sharleyne waargenomen letsels vóór of dóór haar val van de tiende verdieping zijn ontstaan. Het voor doodslag vereiste opzet kan worden bewezen door het enkele veroorzaken van die val, niemand overleeft zo’n gebeurtenis. Geen enkele patholoog-anatoom of bewegingswetenschapper zal het daarmee oneens zijn.
De moeder van Sharleyne mocht zich van de rechtbank verschuilen achter haar zwijgrecht, dit terwijl drie getuigen haar als enige op het plaats delict plaatsen. Voor, tijdens en na het feit. Al met al een volstrekt onbevredigende afloop van een dramatische avond in Hoogeveen, inmiddels meer dan 5 jaar geleden. Het woord is nu aan het hof om recht te doen aan de zaak en recht te doen aan het leven van Sharleyne.
De inhoudelijke behandeling van de zaak Sharleyne staat gepland op 7, 8, 10, 14 en 15 december 2020.